Vragen met betrekking tot

behoudenis

                                                           Door pastor T. Bruscha

        vanuit het Engels vertaald

 

Omdat we nu de betekenis van deze bijbelse termen begrij­pen, hebben we ook meer inzicht gekregen in onze "behoudenis". Laten we nu even teruggaan naar de vijf vragen die aan het begin van dit boek gesteld zijn en kijken of we deze met zekerheid kunnen beantwoorden.

 

Vraag 1

WORDT IEMAND BEHOUDEN DOOR GELOOF ALLEEN?

 Onder "behouden" verstaan we: behouden zijn van Gods toorn over de zonde. Om behouden te worden van het oordeel over onze zonden moeten we RECHT bevonden worden door God. Dus behoude­nis is "RECHT­VAAR­DIGMAKING" (rechtvaardig verklaard worden voor God).

 Romeinen 3:28 bevat alles wat Paulus in de eerste drie hoofd­stukken van de brief aan de Romeinen heeft geleerd en in het bijzonder de verzen 21-27 van het derde hoofdstuk. De conclu­sie is:

  "Wij besluiten dan, dat de mens door het geloof gerechtvaar­digd wordt, zonder de werken der wet."

 Het antwoord is dus: "Ja"!

Iemand wordt behouden door geloof en geloof alleen. "Geloof" in het reddende bloed van de Here Jezus Christus (Rome­inen 3:25. Omdat behoudenis alleen door geloof verkregen kan wor­den, heeft God elke menselijke roem uitgesloten, overeen­kom­stig Romeinen 3:27.

 

 Voordat we naar een andere vraag gaan, wil ik nog wat zeggen over de waterdoop. Misschien herinnert u zich Markus 16:16 nog waar geschreven staat: Die gelooft zal hebben, en gedoopt zal zijn, zal zalig worden;" of Handelingen 2:38 waar geschreven staat: "Bekeert u, en een ieder van u worde gedoopt in de Naam van Jezus Christus, tot vergeving der zonden;".

Hoe kan behoudenis verkregen worden door geloof alleen als deze verzen leren dat behoudenis en vergeving door geloof en waterdoop verkregen worden?

 

 M.b.t. dit onderwerp raad ik u aan nogmaals de opmerkingen te lezen die in het begin van dit boek gemaakt zijn in het hoofd­stuk "Een andere reden voor ver­warring". Daar hebben we uitge­legd dat Christus en Zijn twaalf discipelen, gedurende de aardse bediening van de Here Jezus, een ander evangelie (goed nieuws) verkondigden. Dat evangelie wordt "Het Evangelie van het Koninkrijk" genoemd. Geloof en waterdoop samen waren vereist om deel te kunnen nemen in het aardse Koninkrijk wat aan Israël was beloofd. Israël verwierp het Koninkrijk, zelfs na de opstan­ding van hun Koning, de Here Jezus Christus. Toen ze dat gedaan hadden, zette God Israël, als natie, (tijdelijk) aan de kant en stelde het beloofde Koninkrijk uit. Hierover lezen we in Romeinen 11:11,12,15 en 25. Maar in plaats dat God het geprofeteerde oordeel en de verdrukking over hen zond, zette Hij het programma van het Koninkrijk aan de kant en begon een nieuwe periode, die niet van tevoren geprofeteerd was. Er wordt naar verwezen als: "HET GEHEIMENIS" en wordt genoemd: "DE BEDELING DER GENADE GODS", (zie Efeze 3:1-11 en Kolossensen 1:24-27).

 

 De apostel Paulus werd op een bijzondere wijze gered om Gods uitverkoren vat te zijn om deze nieuwe bedeling van genade te openbaren aan zowel de heidenen als de Joden. Voordat de apostel Paulus werd gered en de openbaring van de bedeling van genade ontving, konden de heidenen alleen behouden worden door het volk Israël, gebaseerd op het feit dat Israël het beloofde Koninkrijk zou ontvangen. Maar in deze tijd is het anders. Paulus predikt niet het goede nieuws van het Koninkrijk, maar het goede nieuws van het kruis (Galaten 6:14,15). Het goede nieuws van behoudenis in deze tijd (Galaten 1:11,12; 2:1,9) maakt deel uit van de nieuwe bedeling die aan Paulus is gege­ven.

 

 Deze nieuwe openbaring die aan Paulus is gegeven, legt volle­dig uit hoe het kruis zondaren redt. Paulus, die rechtvaardi­ging wil uitleggen, begint in Romeinen 3:21 met de woorden: "MAAR NU". In deze tijd zijn veel dingen anders vanwege de openba­ring die aan Paulus is gegeven met betrekking tot deze nieuwe bedeling van genade. In deze tijd heeft waterdoop niets te maken met onze behoudenis. U kunt meer over dit onderwerp lezen in het hoofdstuk over de "DOOP".

 

Vraag 2

MAKEN WERKEN DEEL UIT VAN ONZE BEHOUDENIS?

Als behoudenis wordt verkregen door geloof alleen, dan maken werken geen deel uit van de behoudenis.

Het woord "GENADE"

Genade betekent dat je iets ontvangt wat je eigenlijk helemaal niet verdient en ook niet kunt verdienen, Efeze 2:8,9 leert dat behoudenis wordt verkregen uit genade. Je kunt er geen werken voor doen om het te verkrijgen, noch het verdienen. Daarom kunnen we in Efeze 2:8,9 lezen dat behoudenis een "GAVE" is, en de manier waarop je deze gave kunt ontvangen is door "GELOOF", geloven in de Here Jezus Christus als je Red­der.

 Romeinen 11:6 is een moeilijk vers om te lezen, maar eenvou­dig om te begrijpen. Het zegt met name dat behoudenis verkre­gen kan worden door genade of door werken, maar niet door een mengeling van beiden of genade en werken tegelij­kertijd.

 Lees Romeinen 4:4,5 aandachtig door en u zult zien dat als een persoon er voor kiest om voor zijn behoudenis te werken, hij niet gered zal worden. Maar als een persoon de gedachte, om te werken voor zijn behoudenis, op­geeft en alleen vertrouwt in de Here Jezus Christus, dan zal hij door God gered worden.

 Zoals we al gezegd hebben, leert Romeinen 11:6 dat behoudenis geen mengeling van genade en werken kan zijn. Het moet of het één of het ander zijn, en Efeze 2:8,9 omschrijft het nauwkeu­rig voor ons:

  "Want uit genade zijt gij zalig geworden door het geloof; en dat niet uit u, het is Gods gave; Niet uit de werken, opdat niemand roeme."

 

 Veel mensen, die geloven dat hun werken een belangrijk deel uitmaken van hun behoudenis, citeren Jakobus 2:20 waar ge­schreven staat: "Maar wilt gij weten, o ijdel mens, dat het geloof zonder de werken dood is?" Ze gebruiken deze tekst als een verdediging voor hun geloof. Ik heb me vaak afgevraagd hoe ze deze tegenstrijdigheden kunnen beredeneren. Ze vergelijken twee schriftgedeelten die het tegenovergestelde beweren, als een manier om  een punt te bewijzen. Maar het bewijst niets. Het is gewoon een manier om de Schrift te gebruiken om andere mensen in verwarring te brengen. Evenwel is God niet de Schep­per van verwarring, noch spreekt de Schr­ift zichzelf tegen.

 

 Jakobus verklaart duidelijk aan wie hij de brief schrijft in Jakobus 1:1:

 

 "...aan de twaalf stammen (van Israël) die in de verstrooiing zijn..."

 

 Jakobus schrijft aan het gelovige deel van Israël dat ver­strooid is onder de heidenen vanwege de vervolging die in Jeruzalem gaande was. Jakobus schrijft aan hen over "de be­proeving van uw geloof" (1:3) en over "daders des Woords, en niet alleen hoorders" (1:22). Halverwege hoofdstuk twee herin­nert hij hen aan het oordeel dat Christus over hen zal uit­spreken bij Zijn komst en de beloning die zij dan zullen ontvangen voor hun getrouwe dienst. Degenen die geen barmhar­tigheid getoond hebben, zullen geen barmhartigheid ontvangen. Daarom zal een gelovige in het programma van het Koninkrijk bij dit oordeel meer dan geloof nodig hebben. Zijn werken zullen beproefd worden. Trouwe dienst zal beloond worden, dus geloof alleen is niet genoeg om hem te redden van "EEN ONBARM­HARTIG OORDEEL" (2:13) als hij geoordeeld wordt door de "WET VAN VRIJHEID" (gehoorzaamheid aan Gods Woord). Christus leerde dit aan Israël in de bergrede in Mattheüs 5:7:

 

 "Zalig zijn de barmhartigen; want hun zal barmhartigheid geschieden."

 

 Net zoals barmhartigheid iets is dat je aan anderen laat zien, zo is het met het geloof, waar Jakobus over schrijft. Hij daagt zijn lezers uit om hun geloof zonder werken te tonen. Dat is onmogelijk. De enige manier om anderen je geloof te laten zien is door je werken, leert Jakobus 2:18. Dus als Jakobus schrijft en zegt: "Ziet gij dan nu, dat een mens uit de werken gerechtvaardigd wordt, en niet alleen uit het ge­loof?" (2:24); dan spreekt hij over rechtvaardig verklaard worden in andermans ogen. Het voorbeeld dat gegeven wordt in Jakobus 2:21 over het leven van Abraham is een gebeurtenis die plaats­vond, minstens 30 jaar nadat Abraham uit het geloof door God werd gerechtvaardigd. Het verslag van Abraham die zijn zoon Izaak aan God wil offeren, laat aan de mensen het geloof zien, dat God 30 jaar eerder in Abraham gezien heeft. (2:23). Jako­bus beschrijft ook "RACHAB, DE HOER" (2:25) als iemand die "UIT DE WERKEN GERECHTVAARDIGD IS GEWEEST". Hij verwees uiter­aard niet naar het leven van een hoer als een door God geac­cepteerde manier van leven. Zij was een voorbeeld van een heiden die door Israël rechtvaardig was verklaard vanwege haar hulp aan de verspieders om Jericho te ontvluchten.

 

 Het punt is dat Jakobus spreekt over rechtvaardiging door werken in de ogen van de mensen. Terwijl Paulus in het geval van behoudenis spreekt over rechtvaardiging in de ogen van God. Lees Romeinen 3:20; 4:1,2 en Galaten 3:11 en merk op hoe Paulus zijn verklaring verduidelijkt door de woorden "IN GODS OGEN" te vermelden. Mensen kijken naar de uiterlijke verschij­ning, maar God ziet het hart aan, zoals we in I Samuël 16:7 kunnen lezen. God rechtvaardigt een mens alleen op basis van geloof.

 

Vraag 3

 

 KAN IEMAND ZEKER WETEN DAT HIJ BEHOUDEN IS?

 

 Herinnert u zich de betekenis van het woord "geloof"? Geloof betekent dat je God op Zijn Woord kunt nemen en kunt rusten in Zijn trouw. Omdat God getrouw is, en niet kan liegen en altijd doet wat Hij zegt, kan ik op grond van de autoriteit van Gods Woord weten dat ik behouden ben en naar de hemel ga als ik sterf.

 

 Behouden zijn door geloof houdt in dat ik moet geloven wat God zegt over hetgeen Christus voor mij heeft gedaan. Hij stierf aan het kruis voor mijn zonden en is uit de doden opgewekt voor mijn rechtvaardiging. Ik geloof dat en daarom ben ik behouden, vergeven en gerechtvaardigd.

 

 I Johannes 5:9-13 behoort gelezen te worden met deze vraag in gedachten omdat het zegt dat we God een leugenaar noemen als we Zijn Woord niet geloven. Verder zegt het dat we door de verklaring te geloven, die God gaf over Zijn Zoon, kunnen WETEN dat we eeuwig leven HEBBEN.

 

Vraag 4

 

 WAT GEBEURT ER MET IEMAND DIE ZONDIGT NADAT HIJ BEHOUDEN IS?

 

 Er is geen twijfel mogelijk, nadat u behouden bent zult u opnieuw zondigen. Ik ben tot geloof gekomen op de leeftijd van ongeveer acht jaar. Daarom is het merendeel van de zonden die ik begaan heb, gedaan nadat ik tot geloof ben gekomen.

 

 Het meest fundamentele begrip van het evangelie beantwoord deze vraag. Het evangelie is het goede nieuws dat Christus stierf voor mijn zonden. Christus betaalde voor AL mijn zon­den, die uit het verleden, heden en toekomst. Hij heeft geen enkele zonde onbetaald gelaten. Dit is de betekenis van het woord "VERLOSSING". Ik ben gered van de hel omdat Christus de prijs voor mijn behoudenis heeft betaald. "VERZOENING" bete­kent dat ik ben geaccepteerd in de familie van God omdat God de Vader genoegen nam met de prijs die Christus voor mij betaalde aan het kruis. Daarom geniet ik van de totale en volledige vergeving vanaf het moment dat ik Christus heb aange­nomen als mijn Verlosser. Dit is wat het woord "VERGE­VING" ons heeft geleerd.

 

 De Schrift vertelt me dat als (of wanneer) ik zondig, ik het moet beschouwen als tegenstrijdig aan hetgeen God van mij verlangt. Dank Hem voor de vergeving in Christus Jezus. Verbe­ter het verkeerde en leef voor de Here.

 

Vraag 5

 

 KAN IEMAND ZIJN BEHOUDENIS VERLIEZEN?

 

 NEE! Als hij dat kon dan had hij alleen een voorwaardelijke veroorde­ling, maar geen BEHOUDENIS.

 

 De eigenlijke betekenis van "BEHOUDENIS" is gered zijn van het loon van mijn zonden (hetgeen de dood in de hel inhoudt) en in plaats daarvan het eeuwige leven bezitten.

 

 ALS IK GERED BEN VAN DE HEL, DAN ZAL IK NOOIT IN DE HEL KOMEN!

 AlS IK HET EEUWIGE LEVEN HEB VERKREGEN, DAN ZAL IK DE TWEEDE DOOD, DE POEL DES VUURS, NOOIT ONDERGAAN.

 

 De zekerheid van onze behoudenis wordt, dank zij God, niet overgelaten aan onze beredenering. God heeft ons behoudenis door geloof in Zijn Zoon beloofd en houdt Zijn belofte altijd. De garantie wordt gegeven in Efeze 1:13,14 waar het niet alleen geschreven staat voor ons, maar we hebben al het onder­pand gekregen, "HET ONDERPAND VAN DE GEEST".

 

 Dit onderpand blijft bij onstot het moment dat Christus komt, en bezit neemt van Zijn Gemeente. Wij zijn door de Heilige Geest "VERZEGELD TOT DE DAG DER VERLOSSING" (Efeze 4:30)

 

 Nadat Paulus in de eerste acht hoofdstukken van de brief aan de Romeinen de leer van onze behoudenis heeft weergegeven, stelt hij vier vragen en geeft daarop vier antwoorden die garanderen dat we onze behoudenis niet kunnen verliezen.

 

 1) "ZO GOD VOOR ONS IS, WIE ZAL TEGEN ONS ZIJN?" (Romeinen 8:31)

 

 Paulus beargumenteert dat God niets voor ons heeft gespaard. Hij heeft ons reeds Zijn Zoon, het meest dierbare voor Hem, gegeven, voor onze behoudenis. Als Hij reeds Zijn Zoon voor ons heeft gegeven, laat Hij ons niet meer verloren gaan.

 

 2)"WIE ZAL BESCHULIGING INBRENGEN TEGEN DE UITVERKORENEN GODS?" (Romeinen 8:33)

 

 Hier beredeneert Paulus dat als God de gelovige rechtvaardig heeft verklaard, niemand daar iets aan kan veranderen!

 

 3) "WIE IS HET, DIE VERDOEMT?" (Romeinen 8:34)

 

 Nu beredeneert Paulus dat als Christus is gestorven om ons te redden, en Hij is opgestaan om voor ons te bemiddelen, dat niemand in staat is om een beschuldiging tegen ons in te brengen.

 

 4) WIE ZAL ONS SCHEIDEN VAN DE LIEFDE VAN CHRISTUS?" (Romei­nen 8:35)

 

  Tot slot stelt Paulus dat niets ons kan scheiden van de liefde van Christus. Herinnert u zich dat dood scheiding van God betekent. De diepste betekenis van het niet gescheiden zijn van de liefde van Christus betekent dat je niet geschei­den bent van Hem! De reden die wordt gegeven voor de onmoge­lijkheid om van Christus gescheiden te zijn is omdat we "MEER DAN OVERWINNAARS ZIJN DOOR HEM". (Romeinen 8:37)

 

 In Romeinen 8:38 en 39 zegt Paulus dat hij verzekerd is van het eeuwige leven. Geen enkele persoon, (geen engel, of uzelf) kan tussen Christus en Zijn liefde voor u komen. Zelfs tijd (noch tegenwoordige, noch toekomende dingen) kunnen er iets aan veranderen. Dat is zekerheid!

 

 Over het feit dat er verzen zijn die lijken te leren dat iemand zijn behoudenis kan verliezen, kan ik het volgende zeggen. Er zijn verzen in Mattheüs, Markus en Lukas die aange­ven dat iemand moet "volharden tot het eind" om het leven te verkrijgen. De brief aan de Hebreeën waarschuwt ook tegen "afvallig worden". Hier is het noodzakelijk dat de Schrift "recht gesneden" wordt (II Timotheüs 2:15).

 

 Het "volharden tot het eind" verwijst naar de toekomstige grote verdrukking die op aarde zal komen als een oordeel over Israël vanwege haar verwerping van de Messias. Het is ook een manier waarop God de ongelovigen van de aarde zal vernietigen om Israël te zuiveren en het beloofde Koninkrijk op aarde te vestigen. Wij, die leven in deze bedeling van genade, zullen zelfs niet op aarde zijn gedurende die periode omdat God ons heeft beloofd dat we "zaligheid zullen verkrijgen" voordat die periode begint, zie I Thessalonicensen 5:9 en II Thessaloni­censen 2:13,14. We kunnen opnieuw concluderen dat God volledig in onze zekerheid heeft voorzien.

 

 Betreffende de waarschuwing van het "afvallig worden" in de brief aan de Hebreeën, moet u eerst weten dat de brief aan de Hebreeën geschreven is aan de Hebreeën: Israël. Ten tweede, de brief aan de Hebreeën volgt op de brieven van Paulus aan de Romeinen tot Filemon welke de openbaring zijn van de onderbre­king van Gods handelingen met Israël. Als de bedeling van genade tot een eind is gekomen (en de gelovigen van deze bedeling zijn opgenomen in de hemel) zal God Zijn programma met het volk Israël weer oppakken, vanaf het moment waar Hij gestopt is. De brief aan de Hebreeën is daarom een waarschu­wing voor het volk Israël om niet "afvallig te worden" en Christus te volgen gedurende de tijd van verdrukking.

 

 Overeenkomstig II Korinthe 6:2 is het nu niet  de dag van Gods wraak (de grote verdrukking) maar in plaats daarvan:

 

 "Ziet, nu is het de welaangename tijd, ziet, nu is het de dag der zaligheid."

 

 In deze tijd houdt Gods genade Zijn toorn tegen, en stelt Hij de mensheid een tijdelijke mogelijkheid ter beschikking om behouden te worden. Nu is het uw gelegenheid om Christus en Zijn offer voor de zonde, aan te nemen, zodat u tot behoude­nis mag komen. Noemt u God alstublieft geen leugenaar. Neem Chris­tus nu als uw persoonlijk Verlosser aan.